Mussel,
zijn vroegere inwoners,
hun leven & hun huizen
versie maart 2018
klik op de foto’s voor een
grotere afbeelding
Musselweg 73
Op
9
juni
1841
koopt
Steffen
Berends
Volders
enkele
percelen
grond
(ca.115
are,
sectie
M,
nrs.445,
445a,
445b,
445c).
Koopsom
fl.250,-
Verkoper
is
Freerk
Abels
Boels.
Op
het
perceel
heeft
Volders
al
voor
de
koop
een
huis
gebouwd
(bron
RHC
GrA
2207-6005-24)
.
Het
geheel
ligt
ingeklemd
tussen
de
huidige
Musselweg
en
de
Mussel
A,
ruwweg
het
gebied
van
de
Korenmolen en de aanpalende percelen.
Volgens
de
koopakte
werd
dit
gebiedje
de
“Diepe
Rikken”
genoemd.
Achteraf
was
dit
een
mooie
historische
straatnaam
geweest
voor
de
Korenmolen.
Overigens,
in
latere
aktes
komen
we
dit
gebied
regelmatig
tegen
als
“de
Drie
Brikken”.
Geen
idee
waaraan
deze
namen
zijn
ontleend.
Het
is
wel
een
mooi
voorbeeld
hoe
een
taal
kan
evolueren,
zeker
in
een
tijd
dat
de
gewone
burger
het
schrift
vaak
niet
machtig
is
en
de
schrijver
af
moet
gaan
op
het
vaak
onduidelijk uitgesproken dialect van die tijd.
Opmerkelijk
is
dat
Steffen
Berends
Volders,
net
als
zijn
kinderen,
onder
verschillende
namen
in
de
archieven
terug
zijn
te
vinden.
Naar
willekeur
bedienen
ze
zich
van
de
achternaam
Wever
(het
beroep
dat
pa
uitoefende
bij
de
naamsaanneming
in
1811),
de
achternaam
Scheper
(een
andere
naam
voor
schaapherder,
het
beroep
dat
pa
uitoefende
bij
de
koop
van
dit
stuk
grond)
en
de
achternaam
Volders.
Ondanks
de
invoering
van
de
Burgerlijke
Stand
heeft
de
gemeente
de
regels
in
sommige
gevallen
blijkbaar
niet
al
te
serieus
genomen.
De
naam
Volders
lijkt
afkomstig
te
zijn
van
het
beroep
volder,
iemand
die
wol
“vervilte”
tot
lappen
of
lakens.
Past
goed
bij
de
beide
andere
beroepen
van
Steffen
Berends,
Steffen
Volders,
Steffen
Scheper
of
Steffen
Wever
als
u
dit
beter
past.
Ik
ben
tot
nu
toe
nergens
een
persoon
tegengekomen die met vier verschillende achternamen door het leven is gegaan.
Op
31
maart
1859
zit
de
familie
om
tafel
bij
notaris
Koning
in
Wedde.
Er
wordt
een
boedelbeschrijving
gemaakt
van
het
bezit
van
Steffen
Berends
Volders.
Dit
was
nodig
na
het
overlijden
van
IJmeltje,
de
vrouw
van
Steffen.
Er
is
alleen
onroerend
goed
in
te
brengen.
De
woning
van
Steffen
is
omschreven
als
“een
bouwvallig
huisje”.
De
waarde
van
het
bezit
wordt
geschat
op
ƒ750.
Pa
Steffen
schenkt
zijn
helft
van
de
boedel
aan
zijn
zoon
Berend,
die
ingetrouwd
was
bij
zijn
ouders.
Vastgelegd
wordt
dat
Berend
het
bezit
van
pa
niet
weer
hoeft
“in”
te
brengen
als
pa
komt
te
overlijden.
Tegenprestatie
is
dat
pa
voor
de
rest
van
zijn
leven
jaarlijks
ƒ25
van
zijn
zoon
krijgt
(bron:
RHC
GrA
2207-6129-41)
.
We
komen
deze
constructie
niet
zo
vaak
tegen;
meestal
werd
het
recht
op
kost
en
inwoning
bedongen,
maar
wat
daar
nu
precies
onder
werd
verstaan?
In
sommige
gevallen
werd
het
door
de
kinderen
wel
eens
anders
ingevuld
dan
de
ouders
.....
Of
de
jaarlijkse
vergoeding
van
ƒ25
nu
een
garantie
was
voor
een
goed
verzorgd
leven?
Als
we
het
afzetten
tegen
de
waarde
van
deze
tijd
dan
is
het
nog
geen
€270
waard
(bron:
Internationaal
Instituut
voor
Sociale
Geschiedenis)
.
Waarschijnlijk
was
de
kost
en
inwoning
in
dit
geval
vanzelfsprekend
want
we
vinden
er
niets
over
in
de
akte.
Zoon
Berend
boedelt
zijn
drie
nog
in
leven zijnde zussen uit; elk van hen ontvangt ƒ187,50 cash
(bron RHC GrA 2207-6129-41)
.
Op
7
april
1859
leent
Berent
maar
liefst
ƒ3000
van
molenaar
Bernardus
Egges
Dijkhuizen
uit
Vlagtwedde
(bron
RHC
GrA
122-137-112)
.
Geen
idee
waar
hij
het
voor
nodig
heeft.
Op
13
april
houdt
hij
boeldag.
Er
is
heel
wat
te
verkopen
want
de
boeldag
begint
‘s
morgens
om
10:00
uur
en
is
klaar
om
17:00
uur.
Allerhande
gereedschap,
landbouwproducten
en
huisraad
wordt
aangeboden.
Aan
vee
worden
er
4
koeien,
5
varkens,
1
schaap
en
1
paard
verhandeld.
Totale
opbrengst
is
ƒ425,40
(bron
RHC
GrA
122-137-116)
.
Waarschijnlijk
gaat
het
om
het
bezit
aan
roerende
goederen
van
pa,
waar
Berent
op
dat
moment
niet
zoveel
mee
kan
doen
of,
zoals
bij
het
vee
het
geval
kan
zijn,
het
allemaal
niet
kan
onderhouden.
Pa
Steffen
woont
bijna
twee
jaar
in
bij
zoonlief
en
komt
dan
te
overlijden.
Kort
daarna
zien
we
dat
Berent
zijn
betalingsverplichting
niet
nakomt.
Het
gaat
om
de
afbetaling
van
een
forse
hypotheek
die
in
1864
is
opgelopen
tot
ƒ4300.
Je
voelt
het
aankomen
dat
het
niet
goed
kan
gaan
.
Al
op
9
september
1865
krijgt
het
gevolgen:
tegen
de
zin
van
Volders
wordt
zijn
bezit
bij
opbod
verkocht.
Thie
Roelfs
Rossing
uit
Bonnerveen
wordt
de
nieuwe
eigenaar
voor
ƒ4358
(bron
RHC
GrA
2207-6182-41)
.
Rossing
heeft
niet
in
Mussel
gewoond
en
Berent
blijft
in
zijn
huis
wonen.
Of
hij
het
heeft
gehuurd?
Waarschijnlijk
is
er
iets
anders
aan
de
hand.
De
verkoping
blijkt
illegaal
te
zijn
geweest.
Hoe?
Dat
moeten
we
nog
maar
es
opzoeken.
De
“Credietvereniging
Amsterdam”
begint
een
serie
van
rechtszaken.
Ze
eisen
dat
de
koop
ongedaan
wordt
gemaakt.
Dat
lijkt
allemaal
te
lukken,
want
bijna
twintig
jaar
later,
op
29
januari
1884
,
krijgt
Berent
zijn
bezit
weer
bijgeschreven
in
de
Kadastrale
Leggers.
Maar
dan
begint
alles
weer
opnieuw.
De
deurwaarder
komt
langs
en
op
30
januari
1885
laat
de
Credietvereniging
uit
Amsterdam
het
huis
en
9
ha
grond
bij
opbod
verkopen.
De
broers
Harm
Jan
en
Aike
Kruize
uit
Smeerling
zijn
met
ƒ2500
de
hoogste
bieders
(bron
RHC
GrA
T122-209-11)
.
Een
fikse
aderlating
voor
Berent
die
er
bijna
ƒ2000
bij
inschiet.
We
komen
de
gebroeders Kruize later weer tegen, als ze eigenaar worden van
Musselweg 78
.
Berent
is
hier
nog
blijven
wonen
tot
17
juli
1889
en
verhuist
dan
naar
de
gemeente
Vlagtwedde. In 1896 wordt het huis gesloopt.
Wordt vervolgd……
Musselweg 72
Musselweg 75
Musselweg 71 t/m 115
Detailopname
uit
een
kadastrale
kaart
uit
1877
(kadasterviewer)
.