Mussel, zijn vroegere inwoners, hun leven & hun huizen
Musselweg 43
versie maart 2020
klik op de foto’s voor een grotere afbeelding
Precies op de plek van het bedrijf van Johan de Vries is één van de eerste twee woningen in Mussel gebouwd. We vinden het terug op het Minuutplan van de gemeente Onstwedde, getekend in 1828. Het zal niet meer dan een plaggenhut zijn geweest en het werd bewoond door het gezin van Friedrik Willems van der Heide. Ergens tussen 1825 (de geboorte van zijn dochter Frederika in Onstwedde) en 1828 (de geboorte van zijn zoon Johannes) is Friedrik in Mussel komen wonen. De geschiedenis van dit perceel voor zover nu bekend: Op 1 november 1839 verkoopt Wubbe Wubbes Heis aan Friedrik Willems van der Heide voor fl.200,- het beklemrecht van de kadastrale percelen M718, M719, M720 en M722 (incl.woonhuis). Deze nummers samen omvatten een stuk grond dat vanaf de Musselweg in het verlengde van het huidige garagebedrijf tot aan de Mussel A loopt. Friedrik is waarschijnlijk een harde werker geweest. Vijf jaar eerder, in 1834, heeft Friedrik al het beklemrecht van het aangrenzende perceel heide verkregen dat loopt tot aan Musselweg 49 . Friedrik Willems van der Heide is geboren in Halle, graafschap Ravensberg (Dld). Binnen dat graafschap zijn er twee dorpen die de naam Halle dragen. Ze liggen slechts enkele tientallen kilometers van elkaar verwijderd: één in de buurt van Osnabruck en de ander vlakbij de stad Bielefeld. We weten niet hoe hij in Mussel verzeild is geraakt. Zijn elf jaar jongere zus Elizabeth woont later ook in Mussel, maar van verdere familie is in Westerwolde niets terug te vinden. Waarschijnlijk zijn ze met z’n tweeën naar onze streken getrokken. In die tijd gebeurde het dat seizoenwerkers gewapend met een zeis uit Duitsland hier naar toe trokken voor het maaien van de korenvelden. Ze werden hannekemaaiers genoemd. Vaak namen ze handelswaar voor de verkoop mee. Soms bleven ze hier permanent wonen. Hoe dan ook, Friedrich heeft dan een tussenstop gehad in Bellingwolde, want daar is hij getrouwd. Via Veele en Onstwedde vestigt hij zich dan uiteindelijk in Mussel. Op 24 november 1856 bieden Van der Heide en zijn kinderen hun onroerend goed aan op een publieke veiling in Onstwedde. Het is nog een gevolg van het overlijden van de moeder van het gezin, waardoor elk kind zijn deel moet krijgen. De wet zat anders in elkaar dan tegenwoordig. Nu is immers de positie van de achtergebleven partner beschermd bij een huwelijk op gemeenschappelijke basis. Jan Dubben, landbouwer/timmerman uit Onstwedde, koopt huis en land voor ƒ2400.-. Er is wel een voorwaarde die we tot dusver nog nergens tegen zijn gekomen: het huis kan pas worden aanvaardt na het overlijden van Friedrik Willems van der Heide! (bron RHC GrA T2207-6135-82) . Volgens de akte was Van der Heide bij de veiling 80 jaar. Het is een gok dus voor de verkoper, maar veel ouder zou hij toch niet worden? De koper gokt mis, want het zou nog bijna 9 jaar duren voordat de verkoper komt te overlijden..... Het was even puzzelen om de genealogische gegevens bij elkaar te krijgen: Jan Jans Dubben is bij de geboorte aangegeven als Jan Jans Wetting. Bij zijn huwelijk met Antje Rendering komen we hem voor de laatste keer tegen met de achternaam Wetting. In de bevolkingsregister vinden we het bewijs: Jan Dubben is ingeschreven met eenzelfde geboortedatum en -plaats als Jans Wetting, terwijl de Burgerlijke Stand op die datum alleen meer een Jans Wetting kent. De Burgerlijke Stand was in de beginjaren verre van feilloos; de gegevens die de mensen zelf aanreikten werden voor waar aangenomen en controle was moeilijk als het om een andere gemeente ging. Blijven we nog zitten met de kinderen. Van drie van de vier kinderen is alleen de geboorteakte te vinden. We komen zoon Aike voor het laatst tegen als hij door de kantonrechter wordt veroordeeld tot het betalen van ƒ1,- boete voor openbare dronkenschap (bron RHC GrA 154-116-37) . In geheel Nederland komen ze daarna niet meer voor. Of hier ook zo’n rare naamswijziging plaats heeft gevonden? Toch nog maar weer in de Bevolkingsregisters duiken dus. In 1862 is Jan’s vrouw, Antje, slachtoffer van de oplichtingspraktijken van plaatsgenoot en kruidenier Willem Kolthof. Waarschijnlijk zijn ze dus ingetrokken bij Van der Heide, want die leeft dan nog! Kolthof woont nog maar kort in Mussel en heeft er een kruidenierszaakje. Waar weten we nog niet, wel dat hij meermalen in aanraking komt met justitie. Het gebeuren met Antje is één van zijn wandaden. Het verhaal begint als Antje op een avond in oktober van dat jaar turf gaat halen uit het veen. Als ze met de turf naar huis gaat komt ze enkele mannen tegen die denken dat ze de turf heeft gestolen. Wie het zijn geweest? Het is niet opgetekend in het rechtbankverslag, maar mogelijk waren het lieden die op bezoek gingen bij “onze” Willem. Want hoe zou het anders dat Willem de volgende dag op bezoek gaat bij Antje en haar beschuldigt van diefstal van de turf; hij zegt dat hij drie getuigen heeft die dat kunnen bevestigen. Antje gaat daarop naar de veenbaas. De reden van het bezoek staat niet vermeld, maar mogelijk heeft ze de turf inderdaad gestolen en komt ze haar misdaad opbiechten. Op de terugweg spreekt ze met Kolthof. Willem wist te vertellen dat de veldwachter was geweest om proces-verbaal op te maken. Antje wordt dan bang, maar Willem weet gelukkig een mogelijkheid om tegen betaling het proces-verbaal te vernietigen. Antje stemt er mee in en al de volgende dag heeft Willem het geregeld; hij heeft veertig gulden moeten betalen voor het afkopen van de procedure en heeft ook nog eens vijf gulden “in het geheim” aan de veldwachter gegeven. Willem heeft het geld kunnen lenen van grutter Harm Bos uit Stadskanaal maar die moet het de volgende dag terug hebben. Antje kan hem niet terugbetalen en haar man wil naar meester Bremer van Musselweg 81 om het geld te lenen. Kolthof wil dat niet want volgens hem mag niemand “op de Mussel” er van weten. Willem schiet twintig gulden voor en het resterende bedrag moet dan maar komen uit de verkoop van het gouden oorijzer van Antje. ’s Maandags in alle vroegte gaan Willem Kolthof en Jan Jans Dubben naar de goudsmid in Stadskanaal. Het oorijzer wordt verkocht voor bijna dertig gulden. De opbrengst wordt ter plekke afgegeven aan Kolthof. Als ze terug lopen naar Mussel komen ze langs het woonhuis van grutter Bos. Willem vraagt Jan door te lopen, zelf gaat hij naar Bos. Het geheimzinnig gedoe van Willem zaait blijkbaar achterdocht, want in plaats van de resterende schuld aan Kolthof te betalen gaat Dubben een week later zelf naar Bos. Bos weet niets van een lening aan Kolthof en dan gaat het snel. Gesprekken met de veenbaas en de veldwachter volgen en uiteindelijk komt het tot een rechtszaak. Acht getuigen worden opgeroepen. Ouderling Harm Wessel Wessels zegt dat Kolthof bij hem bekend staat als een “braaf” man in tegenspraak tot het echtpaar Dubben. Getuige Willem Wubs mag van de rechter geen antwoord geven op de vraag hoe het echtpaar Dubben bekend staat. Ene Jacob Rouw had gesproken met de burgemeester van Gasselte die hem had verteld dat Kolthof “een knappe man was die altijd de waarheid zegt". Blijkbaar is Willem er dus in geslaagd om veel vertrouwen te winnen in de korte periode die hij in Mussel woont. De aanklager heeft met de opgeroepen Bos, de veenbaas en ook de goudsmid sterkere getuigen. Kroongetuige is echter Berend Luken die verklaart dat een dochter van Kolthof hem heeft verteld dat Dubben het oorijzer van zijn vrouw had verkocht voor fl.25,- en dat geld aan Kolthof had gegeven om aan de veldwachters te betalen. Ontkennen lijkt zinloos, maar toch doet Willem dat in alle toonaarden De rechter ziet voldoende bewijs en Willem wordt veroordeeld tot acht maanden “eenzame opsluiting” en een geldboete van fl.25,-. Ook draait hij op voor de kosten van het geding (bron RHC GrA 882-97-51) . Op 30 april 1877 krijgen ze inwoning; de familie Bernard Heinrich Bahrenkamp trekt bij hen in. Met Bahrenkamp komen ook kinderen mee uit het eerste huwelijk van zijn vrouw met Rudolf Tholen. En dan laat de Burgerlijke Stand opnieuw zijn feilbaarheid zien. Dochter Maria Elisabeth Tholen overlijdt in 1951 in Veendam én in 1952 in Wierden. Dat kan dus niet. Met één van beide dames moet Elizabeth Margaretha Tholen zijn bedoeld. Van haar vinden we na de geboorte- aangifte niets meer terug. De verwisseling moet plaatsgevonden hebben bij haar huwelijk, waar een verkeerde naam aan haar is gekoppeld. Niet ondenkbaar in een tijd waarin lezen en schrijven amper worden beheerst en waar de roepnaam bij Katholieke families soms heel anders is dan de naam uit de geboorte-aangifte. Na het overlijden van pa en moe Dubben zetten de kinderen het boerenbedrijf voort. Zoon Aike verdient wat bij met het smokkelen van alcohol. Dat gaat niet altijd goed. Op 16 augustus 1886 wordt hij gesnapt bij het vervoer van 16 liter alcohol 83%. Aike krijgt een boete van bijna ƒ80 of 48 dagen vervangende hechtenis (bron: RHC GrA 882-382-296) . Na het overlijden van de ouders vergeten de kinderen de hypotheek te betalen. Op 3 mei 1875 had pa Dubben ƒ1800 geleend van Albert ter Wisch (bron RHC GrA 122-157-75) . en die stuurt de deurwaarder. Het onroerend goed wordt op 29 juni 1887 bij opbod verkocht. Berend Meems van Musselweg 71/73 is de koper. Hij kan het huis per 1 augustus aanvaarden; koopprijs is ƒ1455. Hij moet zelf zorgen voor de ontruiming van het huis (bron: RHC GrA 2207-6371-88) . In 1889 trouwt Berend met zijn huishoudster, Freerkien Smit. Berend sterft in december 1902. Zijn erfgenamen verkopen de bezittingen. Allereerst is er de boeldag op 27 februari 1903. De veestapel is voor die tijd redelijk groot: 6 koeien, 2 paarden, 2 varkens en 1 schaap (bron RHC GrA T122- 240-19) , Op 11 maart 1903 is het de beurt aan de onroerende goederen. Het perceel Musselweg 43 en het naastliggende perceel, waarop later Musselweg 45 zal verrijzen, worden verkocht voor ƒ2860,-. Buurman Jan Scheper van Musselweg 41 is de nieuwe eigenaar (bron RHC GrA T122-240-25) . Zes weken na de veiling overlijdt Freerkien Smit, de tweede vrouw van Berend Meems. Ze zal tot dat moment onderdak gevonden hebben bij één van de kinderen. Jan Scheper neemt het huis in gebruik als opslagplaats. Het huis is niet blijven staan want op 13 oktober 1911 was het terrein akkerland zonder gebouwen (bron: RHC GrA 119-138-???) . Dan wordt het 17 oktober 1918. Johannes Harmannus Berndt koopt voor ƒ1262,50 dit stuk grond van Jan Scheper. Er geldt een concurrentiebeding: de eerste dertig jaar mag op dit stuk grond geen café of anderssoortige horecagelegenheid worden begonnen op straffe van de betaling van ƒ10000. Berndt is dat ook niet van plan. Hij wil er een smederij beginnen. Bij de koop woont Berndt al ergens op het dorp *bron RHC GrA 2207-6686-31) . We zoeken nog uit waar. Wordt vervolgd…… Musselweg 42 Musselweg 44 Musselweg 40 t/m 70
M3832 is het perceel dat Berndt van Jan Scheper koopt
Kadastertekening uit 1855. Het huisje aan de linkerkantlijn, perceel M722, is het huidige adres Musselweg 43 (collectie RHC GrA kadasterviewerl)
Kadastertekening uit 1905. Het leegstaande huis is in gebruik als opslagruimte.
Situatie omstreeks 1972. Rechts het woonhuis van smid Berndt. De fraaie klokgevel is vervangen door een puntgevel. Links van het woonhuis de oude smederij (collectie Ko Kamies, Onstweddel)
De smederij van Berndt omstreeks 1925 (collectie SHC Stadskanaal)
Home Home Home
Dorp Dorp Dorp
Contact Contact Contact